boekhandel over het water logo

De inspirerende boekhandel in Amsterdam-Noord

24 november 2015

Poëzie uit Damascus

weg van damascus almadhoun

De eerste bijeenkomst van de Poëzie Leesclub bij Boekhandel Over het water stond in het teken van de bundel Weg van Damascus van de Syrisch-Palestijnse dichter Ghayath Almadhoun. Op donderdagavond 11 december kwamen vier lezers bijeen, en bespraken het werk onder leiding van Floor Buschenhenke.

Als Floor bij de eerste rondvraag wil weten wat iedereen van de bundel vond, zijn de reacties lovend. Almadhoun’s gedichten hebben de nodige emoties losgemaakt. Dit komt door de manier waarop hij over de oorlog in zijn geboorteland Syrië schrijft. Hij is erin geslaagd die oorlog zo dichtbij te halen als maar mogelijk is. Ook al zijn de thema’s zwaar, achter de poëzie van Almadhoun zitten eigenlijk gewoon verhalen van een man die vertelt over zijn leven. ‘Onoprechte verhalen’ noemt hij het in één van zijn gedichten, omdat hij zich schuldig voelt dat hij zijn land in oorlog de rug heeft toegekeerd. Almadhoun woont sinds 2008 in Stockholm.

In ‘Ik kan niet aanwezig zijn’ klinken heel duidelijk de verscheurdheid en het schuldgevoel door:

… ‘Ze lopen allemaal voor me langs, terwijl ik in het Noorden zit te denken aan het Zuiden en onoprechte verhalen schrijf om mijn afwezigheid toe te dekken en te verklaren dat ik niet aanwezig kan zijn.’ [p. 45]

Dat ‘onoprechte verhalen’ maakte op Marion een diepe indruk. ‘Je hoort dat hij zich verscheurd voelt doordat hij is weggegaan. Doordat hij zich schuldig voelt, kan hij niet oprecht zijn in zijn woorden.’ En toch schrijft hij, móet hij schrijven.

Dat hem dit zelf lijkt te verbazen, is te lezen in het gedicht ‘Hoe ik een dichter werd’.  Hierin maakt hij van verdriet en leed tastbare objecten die van eigenaar kunnen wisselen. Als de ‘ik’ andermans leed in handen krijgt, bezorgt dit hem niet alleen slapeloze nachten en wordt hij ‘een voorstander van de vredesbesprekingen’, maar – schrijft hij – ‘wat ik vooral opmerkelijk vond, is dat ik een dichter werd.’ Het dichterschap als overlevingsstrategie, observeert Jeanet. ‘Hèt doel van kunst.’

De bundel is geen lichte bundel. Almadhoun schrijft over heftige dingen. Over sluipschutters waaraan niet langer gerefereerd wordt als aan mensen, maar als aan ‘kogels’. In ‘Details’ geeft hij de ‘kogels’ weer hun menselijkheid terug.

‘Was ik degene die de kogel in de weg liep
en hem raakte?
Of was het de kogel die mij raakte?
Hoe moet ik nu weten op welke tijden hij langskomt en welke
richting hij zal inslaan?’  [p.16]

De absurde humor die her en der opduikt in de bundel vinden de lezers begrijpelijk. Het is een manier voor de schrijver om het ondraaglijke draaglijk te maken. Wouter: ‘Er moet iets menselijks zitten in die onmenselijke situatie.’ Annemiek refereert aan het Karel van het Reve-effect, die schijnbare lichtheid die de pijn des te duidelijker voelbaar maakt. Het wordt Almadhoun allemaal vergeven. Híj mag het, wrange grappen maken over de oorlog.

En ook al is de zwaarte bij de meesten na het lezen en bespreken van Weg van Damascus blijven hangen, er heerst toch ook iets van hoop. Hoop dat ook andere mensen bij het lezen van deze bundel iets meer zullen begrijpen van een oorlog die ver van ons bed is. Hoop dat er meer begrip zal zijn voor mensen die besluiten zo’n oorlog te verlaten om elders een vredig en menswaardig bestaan op te bouwen.