Stabilitas loci
Stabilitas loci stabilitas loci stabilitas loci stabilitas loci. Dat schiet de hele tijd door mijn hoofd. Ik was het al haast vergeten, ik las er vorig voorjaar over in het boek van Wil Derkse.
Stabilitas is één van de drie pijlers van de Benedictijnse kloostergelofte. In Een levensregel voor beginners: Benedictijnse spiritualiteit voor het dagelijks leven legt Wil Derkse deze gelofte uit als bestendigheid. Bestendigheid om commitment te kweken en te houden. Bij stabilitas hoort stabilitas loci: je bestendig tonen tegenover een plek. Die standvastigheid heb je nodig om in de kloostergemeenschap opgenomen te worden en van waarde te blijven. Meer algemeen kun je zeggen dat standvastigheid nodig is om een plek te leren kennen en echt iets op te bouwen. Dan pas kan je je echt een eigen positie verwerven en vertrouwen winnen van de omgeving.
Stabilitas loci werd me in herinnering geroepen door De acht bergen van Paolo Cognetti.
Stabilitas loci stabilitas loci stabilitas loci… (fijne cadans, toch?)
De acht bergen is het boek met de onvergetelijk mooie kaft. Bruno, de beste vriend van de verteller, is degene die stabilitas loci oproept in mijn hoofd. De verteller, zijn beste vriend Pietro bewondert hem om zijn standvastigheid.
Het oerboek over mannenvriendschap, waarbij een van de twee vrienden stabilitas loci verpersoonlijkt, is Narziss und Goldmund van Herman Hesse. De wijze, beschouwende monnik Narziss verblijft zijn hele leven in hetzelfde klooster. Zijn beste vriend én tegenpool, de flierefluitende landloper-kunstenaar Goldmund, vertrekt steeds opnieuw. Uiteindelijk sterft Goldmund berooid, bewaakt door zijn vriend, nog altijd op dezelfde plek. Hesse idealiseert het leven van Goldmund, al laat hij ook de risico’s en diepe dalen zien. Desondanks is voor hem stabilitas loci haast het tegenovergestelde van een interessant, vervullend leven.
Dat is Paolo Cognetti’s De acht bergen anders. In zijn roman vertelt hij het verhaal van boerenzoon Bruno en stadse jongen Pietro die een onverwoestbare vriendschap opbouwen. Hun gedeelde liefde is de bergen. In dit verhaal is degene die het benijdenswaardige leven leidt Bruno. Hij kiest steeds opnieuw voor het harde, maar ook rustieke en intense leven op de berg: als bouwvakker, als kaasmaker, als mens. De bewondering voor Bruno’s leven is voelbaar. Pietro onderneemt soms stappen in de richting van een vergelijkbaar leven, maar vertrekt toch steeds. Een stabiel leven op één plek lijkt nastrevenswaardig, maar ook onbereikbaar, te rigide misschien. Bij Bruno slaat de bestendigheid om in halsstarrigheid, die net zo tot een einde leidt als Goldmunds reislustigheid.
Ook zonder associaties met kloosters is De acht bergen een heel fijn boek. De landschapsbeschrijvingen zijn mooi en efficiënt. Cognetti schetst een beeld op je netvlies, maar nergens vult hij het teveel in. Dat laat hij aan de capabele fantasie van de lezer over. Zo laat Cognetti ook het doorgronden van de vriendschap en de tegenovergestelde keuzes over aan onze interpretatie. Een verstild, warm boek, waardoor koele, verfrissende geur van zuivere berglucht waait.