Lees de winnaar van de schrijfwedstrijd Eerste Boekenliefde: Nynke van der Beek
In de Boekenweek hielden we bij Boekhandel Over het water een schrijfwedstrijd: schrijf over je eerste boekenliefde. Uit de vele inzendingen kozen juryleden Lot Douze en Jeanet van Omme het titelloze verhaal van Nynke van der Beek als winnaar uit. Lees het hieronder. Het juryrapport vind je hier.
Vijftig ben ik nu en ik lig aan een infuus. Gestaag druppelt een doorzichtige vloeistof het hoog hangende zakje uit, stroomt dan door een slangetje richting mijn pols, waar een dunne holle naald mijn huid in gaat. De naald zit vast met speciale pleisters en ik kan geen kant meer op. Zo was dat laatst ook, toen een man in een witte jas zijn handen stevig over elkaar wreef. Hij stond vlak voor mij en glimlachte, mijn bovenkleding lag naast me op de onderzoekstafel.
Ik heb een boek meegenomen, het ligt op het tafeltje naast de vraag-om-hulpknop, maar ik kijk liever op mijn telefoon naar het nieuws: dat leidt lekker af. Vroeger kon ik me verliezen in een boek. Dat was begonnen op de middelbare school, misschien al vijfendertig jaar geleden. Het was gewoon een verplichting, het was gewoon een boek van de lijst met de toegestane werken. Maar toen ik eenmaal begon te lezen, gingen mijn ogen en oren open, alsof er iets wakker werd geschud dat tot dan toe lag te knikkebollen.
Ik las Het fregatschip Johanna Maria van Arthur van Schendel en alles om me heen viel weg: die hele literatuurlijst, school, de thuissituatie. Alleen de bladzijden en ik waren er nog, wij samen. Vreemd genoeg zou ik de exacte verhaallijn nu niet meer kunnen navertellen, net zomin als ik de naam van de hoofdpersoon nog weet. Wat ik nog wel helder heb, is het grote verlangen van de hoofdpersoon. Zijn verlangen naar het schip stuwde hem voort, gaf hem levenskracht. En toen ik daarover las, begon in mij een verlangen mee te vibreren, terwijl ik daarvoor niet eens wist dat ik dat had. Van Schendel had zijn verhaal dan wel verzonnen, het was toch echt: je diepste verlangen is de deur waardoor het licht naar binnen kan komen.
Die eerste keer is niet te herhalen, maar er volgden gelukkig wel nieuwe liefdes, zoals de brieven van Van Gogh, waarin ik ook die heerlijke intensiteit en gedrevenheid vond. Soms beleefde ik hetzelfde in mooi geschreven non-fictie, in bijvoorbeeld De uitvinder van de natuur. Dat proeven van een ander leven, het raken van een andere wereld, dat vond ik altijd heerlijk.
Maar sinds de diagnose durf ik niet meer te verlangen. Ik kijk zelfs nauwelijks meer naar buiten, terwijl het toch lente is. Ik lig hier op de derde verdieping: kijk, de zilvermeeuwen vliegen hier op raamhoogte. Ze zijn wit als engelen en lijken zonder enige moeite te zweven en te manoeuvreren. Zij kunnen alle kanten op, misschien hebben ze er plezier in, te zwenken en te draaien, mee te bewegen met de wind.
Ja, misschien ontdek ik nu toch een heel klein verlangen bij mezelf. Ik zou graag, als ik straks op mijn zorgtaxi moet wachten, daar buiten op een bankje willen zitten en dan mijn mutsje afdoen, om de zon op mijn kale hoofdhuid voelen. Misschien dat al het goede er nog steeds is, misschien dat het mooie van de wereld geduldig op mij wacht.