Boek van de week: verpozen tussen Libanese ceder, kruiwagen en dwergooruil
Er zijn bepaalde kenmerken waarvan ik zo langzamerhand weet dat ze voortkomen uit mijn stresslevels. Onrust in mijn hoofd, bijvoorbeeld. Suizen in mijn oren. Ongedurigheid.
Ik ken de remedie. Lezen. Maar dan wel het goede boek.
Mijn wilde tuin is het goede boek. De Israëlische auteur Meir Shalev werd in binnen- en buitenland bekend vanwege zijn prachtige romans, die schrijnend en warm tegelijkertijd zijn. Onderdompelingen in andere levens. Maar in Mijn wilde tuin schrijft Shalev met zijn fijne pen over zijn tuin in de vallei van Jizreël. Met zo min mogelijk ingrijpen probeert hij de natuur te helpen en allicht een beetje naar zijn hand te zetten. Inheemse bloemen zaait hij van in het wild gewonnnen zaad. Hij kiest met zorg welke bomen kunnen blijven, welke weg moeten en welke hij zal planten.
De grootste strijd voert hij tegen de blindmuis, vergelijkbaar met onze mol, maar wanneer hij zich realiseert dat hij niet zonder zeer drastische maatregelen* een einde kan maken aan de invasie, legt hij zich bij het samenleven neer. Net zo verzoend hij zich met het bijna dagelijkse repareren van de irrigatiebuisjes en met de populaties mieren die in zijn tuin huizen.
Vol ontzag en liefde schrijft hij over die verzoeningen, maar ook over de gereedschappen en dieren die zijn landje bezoeken. Nimmer zag ik zoveel toeweiding aan een knol van een bloem of aan de zang van de dwergooruil.
Dus vlei ik mij ’s avonds op de bank en waan me even in de knoestige, weerbarstige, kleurrijke tuin van Shalev. En mijn oren worden stiller… mijn hoofd wordt rustiger… de scharreldrang neemt af…
In de drukke boekenweek is Mijn wilde tuin míjn boek van de week.
*Over gas in de blindmuistunnels pompen: ‘[ik besloot] dat er dingen zijn die Joden niet moeten doen’.